vijf zussen op een rij en zij de laatste
zieneres met een bulderende lach
een twink’lende fontein van levenslust
een fel verzet tegen haar zieke ma
zij danste zong een vlinder in de nacht
tot zij geen kikker van de kant kon duwen
voor ieder stond de deur nog gastvrij open
het schuimend bier werd zwierend rondgebracht
haar lief vertrok, maar pijn kon zij niet delen
zij dronk het bitterzoete en schilderde
fel doek na doek kleurrijke taferelen
bloemrijk kort geknipt was zij thuis aan zee
een been al dood omarmde zij wie leven
zij gleed weg toen zij achter ’t glas verdween
peter vermaat